In de poëzie van Stefan Hertmans staat de zoektocht naar zin en betekenisgeving centraal. Dat is ook zo in zijn nieuwe dichtbundel, 'Vuurwerk zei ze'. Die bundel is wat minder cerebraal dan Hertmans' vroegere werk, maar van een 'nieuwe' Hertmans is niet echt sprake.
Het is vier jaar geleden dat Stefan Hertmans (1951) nog een dichtbundel publiceerde. Na 'Goya als hond' uit 1999 heeft hij zich voornamelijk met andere genres beziggehouden. Achtereenvolgens verschenen het toneelstuk 'Mind the Gap', de groteske roman-in-verhalen 'Als op de eerste dag', de essaybundel 'Het putje van Milete' en een boek over Jan Fabre, 'Engel van de metamorfose'. En toch heeft de schrijver in die periode nog de tijd gevonden om gedichten te schrijven. Die zijn nu verzameld in de nieuwe bundel 'Vuurwerk zei ze'. Het werk ligt in het verlengde van Hertmans' vorige poëtische exploten, maar houdt toch ook een toonwisseling in. De titel verraadt dat Hertmans' verzen intimistischer geworden zijn. Terwijl titels van zijn vorige bundels expliciet refereerden aan de kunstgeschiedenis, de religie of de mythologie, lijkt 'Vuurwerk zei ze' te verwijzen naar een gesprek tussen geliefden.
Toen Hertmans in 1984 als dichter debuteerde met 'Ademzuil', stond het grote gebaar nog centraal. Zijn vroege poëzie was sterk beïnvloed door Duitse romantische en modernistische dichters als Hölderlin, Rilke en Celan en had een hermetisch en symbolistisch karakter. Ook 'Melksteen' (1986) en 'Zoutsneeuw' (1987) stonden bol van geconcentreerde beelden, van kernachtige maar zwaarbeladen gedichten in de donkerste modernistische traditie. Vanaf de bundel 'Bezoekingen' (1988) kwamen andere invloeden Hertmans' poëzie verlichten. Geïnspireerd door inzichten van postmoderne denkers, begon de dichter vaker gebruik te maken van perspectiefwisselingen. De objectieve realiteit werd ter discussie gesteld. Hertmans raakte gefascineerd door de verschillende niveaus van de werkelijkheid.
Sinds de jaren negentig staat in zijn werk de vraag naar de 'leesbaarheid', de interpreteerbaarheid van de werkelijkheid centraal. Kenmerkend voor die evolutie is Hertmans' voorkeur voor gedichten bij kunstwerken, werkelijkheden met een eigen status in de werkelijkheid. Vooral in de bundels 'Muziek voor de overtocht' (1994), waarmee Hertmans in 1995 de driejaarlijkse cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap voor poëzie won, 'Francesco's paradox' (1995) en 'Annunciaties' (1997) manifesteerde de dichter zich als een nauwgezet en gevoelig observator van mensen, schilderijen, foto's en landschappen. De technische verfijning van zijn verzen, vaak op het maniëristische af gevijld en geslepen, bereikte een hoogtepunt in 'Goya als hond'.
In deze bundels vraagt Hertmans zich telkens opnieuw af wat de betekenis is van de dingen die hem omringen ('vormen' of 'beelden' zijn de woorden die hij zelf zou gebruiken). Steeds weer gaat hij in op het veelbetekenende raadsel dat de observerende ikpersoon is. Sinds zijn poëtische debuut heeft Hertmans zo naam gemaakt als de meest proteïsche dichter van het Nederlandse taalgebied. Hij is de meest modernistische van onze postmoderne dichters, hij koppelt als geen ander romantische melancholie aan expressionistische beeldspraak en postmoderne deconstructie. Het is die merkwaardige mix die ook 'Vuurwerk zei ze' tot een zeer herkenbare Hertmans-bundel maakt.
Dubbele bodem
'Vuurwerk zei ze' is een heel diffuse verzameling van gedichten geworden, waarin cycli van drie, zes en acht gedichten afgewisseld worden met ongebundelde, losstaande verzen. De kwaliteit van de gedichten is nogal ongelijk. Vele zijn zonder meer goed, enkele zijn ronduit zwak, nog andere zijn ware pareltjes. 'Mont Noir' is zo'n meesterwerkje:
Zoals het landschap in mijn ogen -
Zo heb ik je voorgelogen dat
De dingen grijpbaar zijn.
Wat ons betreft -
Dit graaien in bedauwde weiden,
Fruit dat te hard voor tanden is -
Wij hebben deze vorm gewild.
Kijk naar het landschap waar
Bomen in iconen overgaan
En iedereen een naam geeft
Aan een ander.
Hou dit vol.
Hou vol dat wij elkaar herkennen,
Ook in schemer,
Zoals verhalen lijken op een paard
En kinderen op wolken.
Hou het vol.
Ooit word je bij de pols genomen,
Tekent iemand met je hand,
En zijn wij werkelijk
Een landschap voor elkaar.
In dit gedicht komen de belangrijkste thema's en eigenschappen van Hertmans' poëzie samen. Er is een spreker die een bepaalde werkelijkheid bekijkt. Die werkelijkheid moet ontcijferd, geïnterpreteerd worden. En dat gaat niet zonder problemen. Mensen hebben altijd de neiging om dingen eenduidig te interpreteren. Maar ze spelden zichzelf iets op de mouw. Het is een illusie te denken dat de wereld überhaupt interpreteerbaar is: het landschap 'liegt' ons immers 'voor' dat de dingen grijpbaar zijn. Het landschap wordt in dit gedicht een semiotisch oppervlak, waarin alle dingen tekens worden, die schreeuwen om betekenisgeving: 'bomen' gaan over in 'iconen'. En net zoals het landschap een raadsel is voor de beschouwer, zo zijn ook de geliefden een raadsel voor elkaar. In een wanhopige poging zin te geven aan de dingen rondom hem, smeekt de spreker zijn geliefde: 'Hou vol dat wij elkaar herkennen'. Als mensen maar hard genoeg geloven dat de dingen zin hebben, zal dat uiteindelijk ook zo zijn, lijkt de spreker te impliceren. Maar Hertmans zou zichzelf niet zijn als deze boodschap in de slotregels van het gedicht geen dubbele bodem kreeg. De bemoedigende troost dat de geliefden 'werkelijk' een 'landschap' voor elkaar zouden kunnen zijn, is misleidend. Hoe ironisch staat dat woordje 'werkelijk' daar, benadrukt op het einde van de regel. En het beloftevolle 'landschap' in het slotvers is niet meer dan een nieuw semiotisch oppervlak, dat alweer een bombardement van signalen zal uitzenden naar de beschouwer. Een nieuw landschap vol (on)leesbaarheden.
'Mont Noir' laat de intimistische toon horen die veel gedichten van Hertmans' nieuwe bundel kenmerkt. Ook in andere gedichten gaat het om een 'ons', om een 'wij', om de vertrouwde cocon van waaruit de spreker en zijn geliefde de wereld rondom bekijken. Heel wat gedichten spreiden nog Hertmans' eruditie tentoon en veel verzen zijn geïnspireerd door kunstenaars en kunstwerken (verzen van D.H. Lawrence spelen een belangrijke rol in deze bundel, er zijn gedichten gewijd aan K.P. Kavafis en J.S. Bach, de cycli 'Vuurwerk zei ze' en 'Van losse dingen zwaar' werden respectievelijk geschreven bij vijf etsen van Karel Dierickx en bij foto's van Maarten van den Abeele). Maar Hertmans durft meer dan in zijn vorige bundels de blik te vernauwen. Het lijkt alsof de dichter meer dan vroeger beseft dat ook in het eenvoudige, in de geruststellende alledaagsheid van een liefde, grote poëzie verscholen ligt. In 'Betovering door sneeuw' bijvoorbeeld wordt de spreker gefascineerd door zoiets nietigs als sneeuwvlokjes, die als 'kleine schokkende dingen' op 'ons' invallen. Het gedicht 'In een kamer' - een titel die een zekere beslotenheid suggereert - is een echt liefdesgedicht en bevat verzen die je zo naar je minnares kunt sturen: 'Kom hier, meisje dat minnaars / Tekent met een blik. / Leen me je pols; / Leen me je ogen; / Leen me dat achteloze'. En de mini-cyclus 'De terugkeer' staat helemaal in het teken van de erotische verhouding tussen twee geliefden. Maar ook daar steekt Hertmans' obsessie met het grijpbare, met kenbaarheid, de kop op: 'Je slaat me tot ik als een kind beken / Dat ik je eigenlijk niet ken', dicht hij koket in de slotverzen.
Berusting
Heel 'Vuurwerk zei ze' draait om de tegenstelling tussen het grijpbare en het ongrijpbare, tussen het materiële en het immateriële, tussen de geest en het lichaam. Vooral de dingen die tussen die polen zweven en die niet eenduidig vast te pinnen zijn, dragen Hertmans' aandacht weg. In zijn beeldspraak komen dikwijls bewasemde ruiten voor, of transparante wanden waardoor alleen maar een schimmenspel te zien is, een vermoeden van een werkelijkheid. Neem het 'verdwijnen voor het venster' en het 'beregend tegenlicht' in het gedicht 'Je t'embrasse':
De tuin, het aanrecht en het landschap
Dat je ongegeten over liet -
Waarom heb ik het tegen jou,
Verdwijnend voor het venster?
De stilte in het asfalt,
Het bidden van de sperwer
In beregend tegenlicht
En alles wat je niet kon zeggen
In dit stamelend beweeglijk blijven -
O, hoe je in mijn armen zwicht
Voor een vaste betekenis.
Het zijn dit soort verdwijnende 'gestalten', in het niemandsland tussen aan- en afwezigheid, tussen bestaan en niet-bestaan, die de verbeelding van de beschouwer in het spel brengen en die ons de kans geven even te ontsnappen, niet alleen aan een vaste betekenis, zoals in dit gedicht, maar ook aan de jachtige tijd. Want ook die speelt een belangrijke rol in 'Vuurwerk zei ze'. Veel gedichten zijn geschreven vanuit het perspectief van iemand die de tijd voorbij ziet glijden en die mijmert over leven en dood. Hertmans slaagt erin om op een verfrissende manier over vergankelijkheid te schrijven. Want hoe moet je op een poëtische manier gaan zeggen dat je je melancholisch voelt? De dichter geeft het antwoord in 'Hij die verlangt': 'Iemand harkte de bladeren in mijn hart'.
Misschien kun je zeggen dat Hertmans zich in zijn nieuwe bundel wat beter bestand toont tegen het verstrijken van de tijd, beter dan in vorige bundels in elk geval. Daarin overheerste immers de wanhoop om het voorbijgaan van de jaren. In 'Vuurwerk zei ze' treedt de berusting op de voorgrond, nog een beetje aarzelend, nog niet altijd overtuigend, maar toch al manifest in 'Fontaine-de-Vaucluse': 'Zo leerde je me tegen beter weten in / Dat ik mijn leven lang, / De afspraak misgelopen, / Nooit geleerd had dat / Wachten meer opbrengt dan hopen'.
'Vuurwerk zei ze' toont ons geen 'nieuwe' Hertmans; daarvoor blijft de dichter te veel trouw aan de thematiek, de stijl en de beeldspraak die we al uit zijn vroegere dichtwerk kenden. Toch zijn veel gedichten in deze nieuwe bundel een stuk minder cerebraal dan je van Hertmans gewend bent. De talloze verwijzingen naar de kunst en de geschiedenis hebben hier en daar plaatsgemaakt voor een eenvoudigere toon; het spontane haalt het vaker van het gemaniëreerde. Dat maakt 'Vuurwerk zei ze' tot een interessante nieuwe bundel van een dichter die al bijna twintig jaar lang weigert te 'zwichten' voor 'vaste betekenis'. Al vind ik het wel jammer dat enkele bijzonder matige gedichten (zoals 'Ecloge' en 'Manifest') de kwaliteit van de bundel behoorlijk naar beneden halen en dat de bundel onevenwichtig is samengesteld. Wat meer coherentie had wat mij betreft geen kwaad gekund. Maar dan had ik wellicht negatief moeten antwoorden op de vraag die Hertmans ergens in de bundel stelt: 'Voel je dit schommelen van / Alles wat aan constellaties raakt?'. En om dat aanvoelen gaat het net in Hertmans' poëzie.
Stefan Hertmans
'Vuurwerk zei ze', 2003, Amsterdam, Meulenhoff, 99 blz., ISBN 90-290-7457-4.
Marc Holthof ■
Verberg tekst