Voormalig Antwerps stadsdichter Maarten Inghels heeft weleens last van het oplichterssyndroom en vroeg zich af hoe het komt dat echte beroepsoplichters zich niet bepaald laten kwellen door de gedachte dat ze de kluit bedonderen. In 2014 leert hij de zelfverklaarde meesteroplichter Piet Van Haut kennen. Zeven jaar en ontelbaar veel ongemakkelijke telefoongesprekken later levert de 33-jarige auteur 's mans biografie af. Of toch een roman over het schrijven van die biografie. Of in ieder geval een roman over het schrijven van een roman over het schrijven van die biografie.
Om maar te zeggen dat het van Inghels allemaal wel een beetje meta mocht zijn. Wat doe je als schrijver immers met een hoofdpersonage dat de kunst van het vertellen beter beheerst dan jijzelf? 'Piet heeft afdoende bewezen dat ik een pak minder talent voor fantasie heb dan hij', geeft Inghels halverwege toe in een van de vele bespiegelingen over wat voor soort boek hij nu precies aan het schrijven is. Die over…Lees verder
Voormalig Antwerps stadsdichter Maarten Inghels heeft weleens last van het oplichterssyndroom en vroeg zich af hoe het komt dat echte beroepsoplichters zich niet bepaald laten kwellen door de gedachte dat ze de kluit bedonderen. In 2014 leert hij de zelfverklaarde meesteroplichter Piet Van Haut kennen. Zeven jaar en ontelbaar veel ongemakkelijke telefoongesprekken later levert de 33-jarige auteur 's mans biografie af. Of toch een roman over het schrijven van die biografie. Of in ieder geval een roman over het schrijven van een roman over het schrijven van die biografie.
Om maar te zeggen dat het van Inghels allemaal wel een beetje meta mocht zijn. Wat doe je als schrijver immers met een hoofdpersonage dat de kunst van het vertellen beter beheerst dan jijzelf? 'Piet heeft afdoende bewezen dat ik een pak minder talent voor fantasie heb dan hij', geeft Inghels halverwege toe in een van de vele bespiegelingen over wat voor soort boek hij nu precies aan het schrijven is. Die overpeinzingen leiden zo nu en dan tot rake inzichten over het schrijverschap, narcisme en andere ziekten van het huidige tijdsgewricht, maar vaak leiden ze simpelweg af. Inghels deelt voortdurend mee wat hij met dit boek op literair vlak wil bereiken, zegt wat hij wil en zal doen, kondigt aan waarover gereflecteerd zal worden, maar laat dikwijls na om het ook daadwerkelijk te doen. Net als zijn onderwerp belooft hij veel, maar levert hij uiteindelijk weinig.
Voor een biograaf die geen biograaf wil zijn, spendeert Inghels nog verrassend veel woorden aan het 'leven en werk' van Piet Van Haut. Al de door de oplichter voorgekauwde anekdotes die in Jambers en Het Laatste Nieuws uitvoerig aan bod kwamen, worden door de onwillige levensbeschrijver nog eens bovengehaald. Alleen voegt Inghels aan de sappige verhalen over gestolen Joodse tegoeden, helikoptervluchten of in de prak gereden sportwagens telkens een slimmige opmerking over feit en fictie toe. De vele metafictionele uitweidingen over de onmogelijke taak om het levensverhaal van een professionele fantast in een klassieke biografie te gieten, nemen niet weg dat Het mirakel van België voor een groot deel uit die klassieke biografische elementen bestaat. Waar Piet Van Hauts kuiperijen prima materiaal zijn voor de faits divers-secties van landelijke dag- of weekbladen schieten ze voor een roman van meer dan vierhonderd pagina's toch een tikkeltje tekort. Daar kunnen Inghels' mijmeringen over wat Piet Van Haut (en Inghels' eigen fascinatie voor de man) zeggen over 'het zelfzuchtige individualisme en de populistische tendensen aan het begin van de eenentwintigste eeuw' weinig aan verhelpen. Daarvoor weegt Inghels' essayistiek ook iets te licht.
De interessantste passages in Het mirakel van België zijn die waarin de auteur nietsontziend naar zichzelf kijkt. De momenten waarop hij beseft dat hij het onontwarbare kluwen van oplichterijen alleen maar met een doorgedreven oprechtheid kan bekampen. Hoewel hij van sommige woordgrapjes, zoals die over een uit de lucht gegrepen helikoptervlucht, zoveel houdt dat hij ze twee keer gebruikt, en hoewel er af en toe nog een manke metafoor door de mazen van het redactionele net is geglipt, lijkt Maarten Inghels niet langer de onstuimige schrijver van De handel in emotionele goederen (2012) die zijn beeldspraak iets te enthousiast stapelt. De momenten waarop hij ontsnapt aan het zelfopgelegde juk van zijn grootse literaire en essayistische ambities, schrijft hij met een aanstekelijke zelfkennis en zelfspot. Maarten Inghels doet zichzelf tekort wanneer hij beweert over weinig fantasie of vertelkracht te beschikken. Als hij beide beter had ingezet, was Het mirakel van België een boek geworden dat zijn onderwerp had kunnen overstijgen. Nu kunnen we alleen maar het oordeel van zijn ex-redactrice bij De Bezige Bij beamen: 'Het is geen werkelijkheid geworden, maar ook geen kunst.'
Das Mag, 436 blz., 24,99 € (e-boek 9,00 €).
Verberg tekst