De redding
De redding
Details
124 p.
Besprekingen
De Standaard
Op 13 maart 1964 werd New York opgeschrikt door een verschrikkelijke moord. Nadat Kitty Genovese vlak bij haar flat uit haar wagen stapte, werd ze achtervolgd door een man die haar in de rug stak. De 28-jarige vrouw schreeuwde om hulp, waarop de dader vluchtte, maar zodra hij merkte dat de buren nauwelijks reageerden, stak hij haar opnieuw. Gedragspsychologen noemen dit het omstandereffect: hoe meer toeschouwers bij een noodsituatie, hoe kleiner de kans dat iemand ingrijpt. Mensen denken dat een ander wel zal helpen of vrezen zelf in de problemen te komen.
Dat overkomt ook de 71-jarige Leah in De redding van auteur en journalist Judith Koelemeijer. Op een winteravond glijdt een geparkeerde Citroën C3 over het gladde gras richting de kade. Voordat Leah, die in de auto was gestapt om er een parkeerkaartje in te leggen, beseft wat er gebeurt, belandt haar wagen in het ijzige water.
Als lezer zit je meteen middenin de actie. Je zit gevangen in de auto, samen met Leah die zich uit alle macht probeert te bevrijden. Als dat niet lukt, klautert ze tussen de voorste stoelen door naar de achterbank, waar meer lucht is. Bij het raam van de achterklep ziet ze tot haar opluchting mensen op de kade staan. “Er ging een zekere bescherming uit van die dikke, warme haag van mensen”, schrijft Koelemeijer. “Ik ben hier! Ik leef nog!”, roept Leah. Niemand lijkt te reageren.
Treuzelen
Koelemeijer bouwt het verhaal geduldig op. Ze wisselt de schijnbaar onafwendbare verdrinking van Leah af met flashbacks. Terwijl de auto wegzinkt in de donkere vaart zie je Leah opgroeien in het landelijke Neeroeteren. Je ziet haar een jampot met visjes binnensmokkelen in het Nobertijnenklooster van Duffel, waar ze een medische opleiding volgt. En je ontdekt dat Leah, die niet kan zwemmen, al verschillende keren bijna verdronk.
Boos om de inertie van de omstanders en kwaad op zichzelf besluit een jonge vrouw om in actie te komen. Mirjam is een sportieve dertiger met Joodse en Turkse roots. Haar ouders hamerden op rechtvaardigheid en de plicht om je naasten te helpen. Hoe kon ze zo lang wachten? Mirjam schaamt zich. Er zit een mens in die auto, een “mens als zij, met geliefden, familieleden, werk, herinneringen”. Niets doen en die persoon laten verdrinken is geen optie. En dus gooit Mirjam haar handtas en jas op de grond en springt ze in de vieze vaart.
Anders dan het bekende gedachte-experiment uit de moraalfilosofie waarbij je de vraag krijgt wat jij zou doen als iemand verdrinkt, voelt alles in De redding levensecht. Je voelt de twijfels van de omstanders. Je voelt de verschrikkelijke angst van het slachtoffer dat de dood in de ogen kijkt. En nadat Mirjam Leah heeft gered, volgt er geen “en ze leefden nog lang en gelukkig”. Leah worstelt met haar herwonnen leven, hoewel ze Mirjam oneindig dankbaar is. En Mirjam voelt zich helemaal geen held, ze is “eerder bitter en teleurgesteld” in de medemens.
De enige momenten waarop De redding aan literaire en poëtische kracht inboet, is wanneer Koelemeijer de gedachten, emoties en herinneringen van Leah en Mirjam zo betrouwbaar mogelijk probeert op te tekenen: op die momenten leest het boek meer als non-fictie. Niettemin heeft Koelemeijer iets bijzonders bereikt: nooit zal je nog op dezelfde manier naar iemand kijken die in nood verkeert.
De Volkskrant
Life imitates art, vond Oscar Wilde, en niet andersom. Hij had gelijk. Het toeval kan in het gewone leven op een rare manier toeslaan. Een geboorte op een sterfdag, bijvoorbeeld. Twee vrouwen die elkaar niet kennen die zussen blijken te zijn. Voer je zoiets in een roman op, dan zegt de redacteur: doe dat nou niet, het is ál te mooi. Ongeloofwaardig. Zo'n sluitend verhaal heeft al gauw iets kitscherigs, terwijl kunst kan voelen als echt.
Geslaagde kunst imiteert zelden het leven. Daarvoor zijn echte levens te rommelig. De verhaallijn wordt overwoekerd door niet ter zake doende details. Ook wie een roman schrijft op basis van ware gebeurtenissen manipuleert de werkelijkheid: door in te dikken, details te benadrukken of het tijdsverloop te veranderen.
Het verhaal dat Judith Koelemeijer vertelt in De redding, een 125 pagina's tellende 'non-fictienovelle', is zo echt als wat. Het vertelt over een oudere vrouw, Leah, die vijftien jaar geleden met haar auto in Haarlem de Leidsevaart in gleed. De mensen op de kade, gretig toegesneld, keken ernaar en deden niets, terwijl Leah's auto wegzakte en zij gebaarde om hulp - het omstanderseffect. Dan besluit Mirjam, een jonge studente, dat ze niet zomaar iemand kan laten verdrinken. Ze duikt het ijskoude water in en redt Leah.
Koelemeijer droeg het verhaal lang met zich mee, vertelt ze in het nawoord. In 2010 vroeg Libelle of ze erover wilde schrijven, maar Leah en Mirjam wilden toen niet geïnterviewd worden. In 2014 wilden ze dat wel, maar na die gesprekken kreeg Koelemeijer het verzoek of ze de biografie van Etty Hillesum wilde schrijven; dat liet ze - terecht - voorgaan. De afgelopen jaren voerde ze nog enkele gesprekken met de vrouwen.
Het op feiten gebaseerde verhaal heeft ook een boodschap: er bestaan nog altijd mensen die dapper, onbaatzuchtig en opofferingsgezind zijn - in die zin sluit dit boek naadloos aan bij de biografie over Etty Hillesum, die ook in de goedheid van de mens bleef geloven.
Ik lees De redding liever als een literaire novelle dan als non-fictie. Dat komt doordat ik, als journalist en biograaf, er niet tegen kan dat van bestaande mensen een literair personage wordt gemaakt en dat de schrijver als een ouderwetse alwetende verteller in hun hoofden kruipt en weet wat zij voelen en denken. Dat weet je niet, ook al heb je ze geïnterviewd. Ik hoor dan liever het origineel. Of kies voor een ik-verteller die erbij was, zoals Koelemeijer deed in Hemelvaart, wat mij betreft haar beste verhalende non-fictie. Óf maak er fictie van en doe alles wat je wilt.
Als De redding geen nawoord had gehad zou je het als fictie kunnen beschouwen. Dan lees je een spannend en verbluffend verhaal, dat wel erg 'mooi' en rond geslepen is; de personages, de ietwat excentrieke Leah en de maatschappelijk betrokken Mirjam hebben weinig scherpe kantjes of zwakheden. Ook het lot gedraagt zich al te voorbeeldig: Leah is al een paar keer eerder als door een wonder aan de dood ontsnapt en zou darmkanker overleven. Heeft het lot haar Mirjam gezonden? Goed uitgewerkt is het dilemma: hoe bedank je in godsnaam iemand die je leven heeft gered?
Soms blijf ik haken aan passages waarin iets wringt. Op het verschrikkelijke moment dat Leah bijna wordt verzwolgen door het water, en de gezichten van haar dierbaren ziet, trekt Koelemeijer je helemaal mee in de scène. Maar net als je erin zit, komt de alwetende verteller ertussen: 'Ze had juist altijd een sterke wil gehad. (...) Zelfs de nonnen hadden haar niet klein kunnen krijgen.' En wég is de illusie dat we erbij waren; het blijkt een bruggetje naar een passage over de nonnenschool.
Koelemeijers stijl is zo soepel en haar inlevingsvermogen zo groot dat ze een goede romanschrijver zou zijn. Dat wil ze waarschijnlijk niet. Veel lezers zullen zich niet storen aan de verteltechnische complicaties van een 'tussengenre', het gaat hen om het goede verhaal én de wetenschap dat het echt is gebeurd is. Die lezers hebben er een mooi verhaal bij.