Sinds Henry Ford de lopende band uitvond, is het werk in de fabriek er niet aangenamer op geworden. Joseph Ponthus kan ervan meepraten. De Franse schrijver, sociaal werker van beroep, verruilde de Parijse banlieue voor het verre Bretagne om te trouwen met de vrouw van wie hij hield, maar in Lorient hadden ze geen banen in zijn vakgebied. Van armoe ging hij aan de slag als arbeider in de vis- en vleesverwerkende industrie. Zijn ervaringen verwerkte hij in het origineelste Franse boek in tijden. Een autobiografisch prozagedicht? Een dagboek in vrije verzen? Aan de lopende band is vis noch vlees, proza noch poëzie. Dit ondefinieerbare debuut, opgedragen 'aan de proletariërs uit alle landen', valt in geen enkel hokje onder te brengen. Het was dé revelatie van 2019, viel meermaals in de prijzen.
Twee jaar lang stond Ponthus op onchristelijke tijdstippen op om de vreselijke arbeidsomstandigheden, de stank, de vrieskou en het helse tempo aan de lopende band te trot…Lees verder
Sinds Henry Ford de lopende band uitvond, is het werk in de fabriek er niet aangenamer op geworden. Joseph Ponthus kan ervan meepraten. De Franse schrijver, sociaal werker van beroep, verruilde de Parijse banlieue voor het verre Bretagne om te trouwen met de vrouw van wie hij hield, maar in Lorient hadden ze geen banen in zijn vakgebied. Van armoe ging hij aan de slag als arbeider in de vis- en vleesverwerkende industrie. Zijn ervaringen verwerkte hij in het origineelste Franse boek in tijden. Een autobiografisch prozagedicht? Een dagboek in vrije verzen? Aan de lopende band is vis noch vlees, proza noch poëzie. Dit ondefinieerbare debuut, opgedragen 'aan de proletariërs uit alle landen', valt in geen enkel hokje onder te brengen. Het was dé revelatie van 2019, viel meermaals in de prijzen.
Twee jaar lang stond Ponthus op onchristelijke tijdstippen op om de vreselijke arbeidsomstandigheden, de stank, de vrieskou en het helse tempo aan de lopende band te trotseren. Twee jaar lang verdiende hij de kost met sjouwen en tillen, ontdooien, sorteren, koken, verpakken en etiketteren. Al die tijd zag hij een onafzienbare stroom diepvriesgarnalen, gepaneerde vis en wulken voorbijkomen. Dagenlang was hij in de weer met het laten uitlekken van tahoe en het mixen van industriële hoeveelheden bechamelsaus.
Het afstompende, repetitieve werk ondermijnde zijn lichaam en zijn zekerheden. Het riep existentiële vragen op over het niets en het 'Grote Al dat de fabriek is'. Zijn lijdensweg eindigde in het slachthuis, wat hem inspireerde tot overpeinzingen over de Grote Oorlog en de banaliteit van het kwaad. Een mens zou van minder filosofisch worden.
Karl Marx
De auteur vertelt 'wat het vertellen niet waard is'. Zijn aantekeningen gaan over het werk in al zijn eentonigheid. De maatschappijkritiek is niet van de lucht, want de positie van het werkvolk is niet om over naar huis te schrijven. De slaven van de voedingsindustrie zijn er niet veel beter aan toe dan het proletariaat uit de romans van Emile Zola en van de goede oude klassenstrijd blijft niet veel meer over, want als uitzendkracht kun je je geen stakingen of demonstraties permitteren. Je behoort tot het reserveleger waar Karl Marx het destijds al over had, ook al ben je tegenwoordig geen 'arbeider' meer maar 'productiemedewerker'. De schrijver zou de boel met liefde op stelten zetten, als hij niet zo bang was om zijn 'fokking baantje' in de 'fokking fabriek' te verliezen. Hij zou maar wat graag 'een van die “ongeletterden” zijn waar Macron zo de schurft aan heeft'. Zijn vingers jeuken om te rellen met de gele hesjes en 'ramen van banken, makelaarskantoren en uitzendbureaus in te kinkelen', maar daar heeft hij na zijn dagtaak de tijd en de fut niet meer voor.
Niet dat Ponthus geen oog heeft voor de zonzijde van de dingen. Behalve de troosteloosheid is er ook de 'ongerijmde schoonheid' van de fabriek, en zelfs het geestdodende werk heeft positieve kanten. Het doet naar verluidt wonderen voor de geestelijke gezondheid, kan een mens van angstaanvallen en depressies afhelpen en heeft de auteur een zielenknijper uitgespaard, maar toch is het een wereld die je niet ongestraft betreedt en niet ongedeerd verlaat. Zonder de liedjes van Charles Trenet had hij het er nooit volgehouden. Die maakten de hel van de moderne slavernij draaglijk, net als de schrijvers uit zijn ruime culturele bagage. Aan zijn productielijn parodieerde hij gedichten van Aragon, herinnerde hij zich Ik herinner me van Georges Perec en vond hij zelfs de verloren tijd terug waar Marcel Proust zo lang naar op zoek was. Alexandre Dumas en Apollinaire gaven hem de moed om door te gaan, terwijl hij dagdroomde van Ithaka. En na gedane arbeid vond hij gelukkig nog de kracht om zijn indrukken te boek te stellen, in een staccato stijl, hortend en stotend, en zonder punten of komma's in de strijd te gooien. Want het werk stopt nooit. De lopende band loopt eeuwig door en dat geldt ook voor deze sublieme tekst, die aankomt als een mokerslag. De registerwisselingen, de verdoken citaten en de vele woordspelingen zullen de vertaalster flink wat hoofdbrekens hebben gekost, maar dankzij Floor Borsboom is de Nederlandse vertaling haast net zo sprankelend als het origineel.
Vertaald door F. Borsboom, De Arbeiderspers, 272 blz., 21,99 €. Oorspronkelijke titel: 'A la ligne'.
Verberg tekst