Een debuut, aldus Van Dale, is een eerste optreden, voor publiek, een eerste publicatie. Maar Babs Gons is niet echt een beginneling te noemen. Ze draait al jaren mee, stond op ontelbare podia, van Amsterdam tot Brazilië. Ze was te horen op de radio, op televisie, schreef het Boekenweekgedicht. En toch verscheen recent pas haar debuut. Dat wil zeggen, haar debuut op papier: Doe het toch maar.
Wat daarin staat, was meestal bedoeld voor een podium, want Gons geldt als groot spoken word-artiest. Ze plaveide de weg voor het genre in Nederland, stelde met Hardop een bloemlezing van spoken word-teksten samen. En nu het genre gezien wordt, wil ze zelf weleens andere wegen verkennen, zei ze in eerder al een keer in Trouw. Dit boek omschreef ze om die reden als een 'afscheidsconcert'.
Een voorwoord gaat aan de bundel vooraf, een credo, waarin Gons uiteenzet waar zij in haar werk naar zoekt, welke woorden zij daarvoor hoopt te vinden. Haar taal zou een taal moeten zijn 'di…Lees verder
Een debuut, aldus Van Dale, is een eerste optreden, voor publiek, een eerste publicatie. Maar Babs Gons is niet echt een beginneling te noemen. Ze draait al jaren mee, stond op ontelbare podia, van Amsterdam tot Brazilië. Ze was te horen op de radio, op televisie, schreef het Boekenweekgedicht. En toch verscheen recent pas haar debuut. Dat wil zeggen, haar debuut op papier: Doe het toch maar.
Wat daarin staat, was meestal bedoeld voor een podium, want Gons geldt als groot spoken word-artiest. Ze plaveide de weg voor het genre in Nederland, stelde met Hardop een bloemlezing van spoken word-teksten samen. En nu het genre gezien wordt, wil ze zelf weleens andere wegen verkennen, zei ze in eerder al een keer in Trouw. Dit boek omschreef ze om die reden als een 'afscheidsconcert'.
Een voorwoord gaat aan de bundel vooraf, een credo, waarin Gons uiteenzet waar zij in haar werk naar zoekt, welke woorden zij daarvoor hoopt te vinden. Haar taal zou een taal moeten zijn 'die mensen niet met een woord/ buitenspel zet/ en afserveert in plaats van/ ze te eren,/ van ze te leren/ de plooien in hun huid als jaarringen/ ons te laten onderwijzen'.
Dat is precies wat haar woorden doen. Gons schrijft dicht op de actualiteit, legt de vinger daar waar het schuurt. Openlijk en onderhuids racisme, de positie van vrouwen: ze vertelt urgente verhalen, en toont in krachtige, ritmische regels dat die verhalen van alle tijden zijn. Ze kiest de kant van wie in de marge staan, van wie zich niet op de voorgrond dringen. Ze maakt een vuist, zeker, maar laat een streng opgeheven vinger achterwege. Woorden wikkelt ze als elastiek om woede, pijn, verbazing: de toon blijft zacht.
Haar teksten stellen vragen, zoeken het gesprek. Een persoonlijke geschiedenis maakt ze het verhaal van velen; dat wat veraf staat, haalt ze dichtbij.
In Gons' werk, dat het midden houdt tussen poëzie en verhaal en column, is een grote betrokkenheid voelbaar. Een grote liefde voor haar zoon, voor Amsterdam, voor het leven. Dat maakt dat ze ook geluk kan zien als de wereld in lockdown is: 'ik verklaar de vogels op het balkon/ tot onze nieuwe vrienden'.
Haar werk is een pleidooi voor mededogen, met de ander, met jezelf. Haar woorden fluiten de wijs van medemenselijkheid.
handen in onze rug
handen in onze rug
we dromen er allemaal van
dat er anderen voor ons opstaan
wanneer we het nodig hebben
dat er anderen voor ons opkomen
in onze naam zullen strijden
als wij het niet meer alleen aankunnen
niet sterk genoeg zijn
we dromen er allemaal van
dat ze aan onze zijde verschijnen
we handen in onze rug voelen
op die momenten dat we
onder vuur liggen
dat we ons gedragen weten
als we zelf de kracht niet meer bezitten
als we geen stem meer hebben
in onze strijd om
net zo mens te mogen zijn
als andere mensen
we hopen dat
als de stilte weer neerdaalt
in de straten
in onze harten en polsen
nadat de laatste slag is weggestorven
de laatste schreeuw
het laatste verweer
de verhalen worden verzameld
om naverteld te worden
het zijn deze stenen
die ons eraan herinneren
dat we nooit achterover mogen leunen
nooit weg mogen kijken
wanneer we nodig zijn
en we geroepen worden
verzet heeft altijd zin
ook als het licht gedoofd is
ook als de stilte hels is
als je goed luistert hoor je
hier een lofzang
een eerbetoon
een ode
aan eenieder
die opstond
het werk neerlegde
de straat op ging
de stem liet gelden
om te staan
voor elkaar
we dromen er allemaal van
handen in onze rug te voelen
op die momenten dat we
het nodig hebben
ons gedragen weten
Janita Monna schrijft wekelijks over poëzie.
Babs Gons, Doe het toch maar, Atlas Contact; 96 blz. € 20.
Verberg tekst