RACHEL CARSON De zee
*****
EVA MEIJER Zee nu
***()*
ADAM NICOLSON De zee is niet van water
****()
Met schrijvers die zich lieten inspireren door de zee, kun je oceanen vullen. Het is moeilijk om niet bezield te raken door het eindeloze grijs, blauw en groen waarvan de diepste diepten nog altijd onontdekt zijn. Zelfs op afstand blijkt de roep sterk: toen de Amerikaanse Rachel Carson op achttienjarige leeftijd haar eerste verhaal over de zee publiceerde, had ze die nog nooit in het echt gezien. Pas toen haar biologieleraar haar meenam naar een laboratorium voor mariene biologie, stond de studente voor het eerst oog in oog met haar grote liefde, en ze verruilde meteen haar afstudeerrichting Engels voor biologische oceanografie. Later zou Carson beroemd worden als één van de eerste milieuactivisten, maar in haar boek ‘De zee’, oorspronkelijk verschenen in 1951, blijft de dystopische actualiteit grotendeels ver weg. Zo beziet Carson de zeespiegelstijging vooral met enthousiasme, ‘want het is een zeldzaamheid dat we, in de korte tijdspanne van een mensenleven, daadwerkelijk een verandering in één van de grote ritmes van de aarde kunnen observeren.’ De zee is in Carsons populair-wetenschappelijke essays vooral een ontzagwekkende grootheid, die ze met gevoel voor poëzie beschrijft. Carson behandelt vele levensvormen, van éénoogkreeftje tot vinvis, maar de hoofdpersoon is de biotoop die al die bewoners verenigt en zich als één groot organisme door de tijd voortbeweegt. Hoe groot de dreiging van de zee in de daaropvolgende eeuw zou worden, was Carson onbekend. Maar als één volk al eeuwen doordrongen is van de strijd tegen het water, dan z ijn het de Hollanders. Het is dus niet vreemd dat de nieuwe roman van Eva Meijer zich in Nederland afspeelt. Net als in Meijers vorige boek ‘De nieuwe rivier’ doet zich in ‘Zee nu’ een wonderlijk natuurfenomeen voor: de Noordzee trekt het land in, met een verontrustende snelheid van een kilometer per dag. Vreemd genoeg beperkt het natuurverschijnsel zich tot de landsgrenzen. Terwijl Den Haag en Amsterdam al verzwolgen zijn, zitten Belgen en Duitsers op een terrasje, uitkijkend over hun kalme zeespiegel. ‘Zee nu’ is een satirische ‘wat-als’roman, die beschrijft hoe het land in enkele weken van milde verwarring naar apocalyptische paniek beweegt. Door Meijers maatschappelijke observaties is de parallel met de coronacrisis snel getrokken. Anders dan Carson geeft Meijer de zee vorm door een caleidoscoop van menselijke perspectieven, het ene al verrassender dan het andere. Na ruim tweehonderd bladzijden zijn de huizen van 17,5 miljoen mensen onder de golven verdwenen. In Meijers woorden: ‘De zee als verdriet: een heel grote traan.’ Hoe het menselijke perspectief en het natuurlijke in één boek kunnen samensmelten, laat Adam Nicolson zien in ‘De zee is niet van water’. De Britse auteur schreef al meer boeken over de zee, maar toont in dit nieuwe werk zijn meesterschap in het combineren van disciplines. Wat begint als een experiment op postzegelformaat – de auteur hakt met gemeentelijke toestemming een poel uit in de Schotse rotskust, om het zich daar vestigende leven te kunnen bestuderen – mondt uit in een essay waarin biologie, geschiedenis en filosofie soepel aan elkaar worden geknoopt. Met het poëtische vogelperspectief van Carson in de ene hand, het psychologische inzicht van Meijer in de andere en een grote kennis van allerhande denkers in zijn achterzak legt Nicolson het best de ware schoonheid van de zee bloot. Zijn boek zit bovendien vol levenslessen, over de veranderlijkheid van de wereld en hoe alles met elkaar samenhangt. ‘De zee is niet van water’ is een ambitieus boek, maar door Nicolsons verteltalent ook uitermate geschikt voor op een ligstoel aan het strand.
Verberg tekst